Afstuderen

Gepubliceerd op 13 maart 2019 om 17:04

Eigenlijk zou ik nu afstuderen. 

 

Dat wil zeggen: wanneer mijn vermoeidheid en pijn op een acceptabel level waren blijven steken, riep ik nu ‘druk, druk, druk’ als antwoord op de vraag wat ik tegenwoordig zoal doe.

 

Zoals mijn oud-klasgenoten binnenkort als volleerde theaterdocenten de arbeidsmarkt betreden, zou ook ik volledig zijn opgegaan in de mogelijkheden die voor me lagen:  professioneel acteur of toch game developer? Docent of regisseur? Educatiemaker bij voorstellingen van anderen of autonoom kunstenaar? Of ZZP'er met al die functies dwars door elkaar? Mogelijkheden genoeg; precies zoals ons -vier jaar geleden alweer- werd beloofd in opleidingsbrochures die we slecht konden geloven.

 

Onlangs bezocht ik de plek waar onze professionele theaterdroom begon. In de klas waar ik ruim twee jaar speelde, danste, repeteerde, yogaode, presenteerde, doceerde en wat al niet meer was ik te gast bij presentaties over afstudeeronderzoeken.

'Zitten is verboden, in de benen; discussieer met elkaar!' 

Een zin die me bekend voorkwam. Nooit zo confronterend als toen. Want hoe graag ik ook wilde; geen theatrale prestaties, Keynotes en post-it walls voor mij. Wel een lichaam, gebonden in een rolstoel. 'Ha, is dat een rekwisiet?' 'Nee, dit is mijn leven.' 

 

Opeens is het zo zichtbaar. Mijn beperking, die rotrolstoel, die benen die mijn lichaam niet willen dragen. Op de plek waar ik mijn mooiste studiejaren beleefde, was ik van acteur in toeschouwer veranderd, van student in buitenstaander, van klasgenoot in iemand die onderdeel had uitgemaakt van een eerder studiejaar.  

 

Bij de tweede presentatie dwalen mijn gedachtes af. 'Mijn eerste regie speelde hier nog', bedenk ik opeens. Als er tweetallen gemaakt moeten worden, schrik ik op. Enthousiast kijk ik om me heen. Die rolstoel maakt me niets minder waard; ik wil meedoen! Ik probeer contact te maken (wat vijftig centimeter lager dan de andere gezichten nog knap lastig blijkt), zoek wie over is, kijk nog eens... besef dan dat iedereen al een partner heeft. Dus kijk ik toe, vanaf de zijlijn. Zoals ik tegenwoordig wel vaker doe.

 

Niet veel later blijkt het studielandschap, waar ik menig pauze vierde, tegenwoordig ook al een uitdaging. Ik zit beneden bij de koffiekannen; mijn medestudenten van toen staan een paar treetjes hoger. De kracht om op te staan en naar ze toe te lopen ontbreekt. Dus observeer ik; oprecht genietend van hun uitstraling, die in een jaar is veranderd in die van de zelfbewuste professionals die ze geworden zijn. Wat zou ik hun vrijheid graag delen.

 

'Kom je je afstudeerplan presenteren?', vraagt een vriendin die net binnen komt lopen grappend. 'Wat een kutvraag', zegt een ander. Terwijl mijn lichaam suist van de pijn en mijn hoofd ruist van de vermoeidheid weet ik niet wat ik moet denken. Ik wil naar huis. Toch moet ik nog zeker een half uur op de taxi wachten.

 

Eén van mijn favoriete docenten komt naast me zitten. 'Hoe is het om hier weer te zijn? [stilte] Ik wil het wel invullen, kan het wel invullen... maar dat wil ik eigenlijk niet…' Ik slik verwoed kikkers uit mijn keel. Dan, hakkelend:  'Ik... Alles... Het is pijnlijker dan ik verwachtte.'  
Pas als ze wegloopt, weet ik wat ik had moeten antwoorden. De reden van die prikkende tranen achter mijn ogen. 'Hier gaat alles over toekomst', is het besef dat ineens loeihard binnenkomt, 'terwijl mijn grootste droom iedere dag opnieuw is dat ik de dag van morgen haal'.

 

Huilen kan ik slecht. Zeker niet alleen. Die avond lukt het. Tranen worden gesnik. Gesnik gaat over in hartverscheurend gejank. 'IK. WIL. LEVEN.', schreeuwt alles in mij. 'IK. WIL. MIJN. LEVEN. TERUG!'